For a while now, I have been doing yoga weekly again. After my teacher Anat passed away, it took me a long time to find my feet again. But across the street from me there is a new yoga school, so after a lot of uneasiness, resistance, and caution about my lungs, which took a big hit after corona, I started my weekly sessions on the yoga mat again. What a delight, a recognition, a coming home. I begin with Yinyoga, the slowest and most tranquil form of yoga. The wonderful thing is, every time I sit the on the mat and begin my exercises, I go on a whole trance journey. In my mind I travel all over the world, visiting places of power where I have once have been, being at the front of the war in Ukraine, convincing Russian soldiers to return home, being in the temple of the Buddha Vairocana in Beijing (The Fifth Element), etc.
It remains a strange sensation, a kind of dream, which dissipates again as soon as I leave the mat. Would others have the same, I think? Is this the purpose of yin yoga? My new teacher repeatedly says, “Don’t wander off, but stay in the here and now,” but I spend an hour and a half sitting everywhere instead of on the mat. It’s like I’ve been taking mushrooms, or Ayuasca.
Last Friday, after a somewhat listless, gray day, I walk from my house to the yoga school across the street. Anne walks with me, and goes into the yoga cafe to have a coffee and write her new book.
As I am just getting into meditation on the mat, a parrot flies into my head. Excuse me, where did that come from? I brush the strange ghost away again and try to clear my mind. But the parrot won’t let go of me. For several months now, I’ve been seeing parrots everywhere, on signs, in store windows, in books, in real life. It doesn’t stop. Since I attended an exhibition in Brussels on South America, the parrot has been popping up as a messenger of the soul, reminding me of my next assignment: a trip to Brazil and the Amazon jungle. But although I feel far from physically and mentally ready for it, the parrot keeps popping up. And so now during yoga.
As I do my first pose, sleeping swan, I look down and suddenly I see below me the canopy of a jungle. I fly above it and am slowly pulled down. I smell the trees, the forest and the earth below. My thinking stops, and as I move from posture to posture, the trance journey has begun. I walk through the forest and come to a wide river. My body takes the shape of an immense snake and swims up the river, slaloming through the curves of the raging water. Miles away I come near the river’s source, in an area that is more mountainous and barren. On the bank, I see a man sitting by a fire. He is dark brown in skin, wearing a simple loincloth, and some colored feathers in his hair. I greet him and join him.
‘Ah, there you are. I’ve been waiting a long time for you.’
‘ I know,’ I say apologetically. ‘I had work to do elsewhere,’ and I tell him about my work in the Middle East. He talks about the struggle of the natives against the destruction of the jungle, which has been going on for decades. ‘We are losing the battle. There is little left. The struggle is unequal.’ I hear his story with anguish. He reminds me of my mission. For many years he has called me, in many forms. We reminisce. We have both grown older.
After a while we go fishing, become fish, and then run through the jungle. We become jaguars. We enjoy shapeshifting, and he shows me various things of the jungle. When we get to a mountain, I see three dragon eggs on the ground. One is moss green, and I rub it. Then I feel how the egg is about to awaken. A force from within is forcing its way out through the shell.
As my new yoga teacher explains the dragon’s pose, I look at the moss-green T shirt I am wearing. I become the dragon myself, clambering out of the egg. I spread my wings, cautiously at first, then more forcefully, more strongly, more freely. I make my first flight above the trees, and rejoice as I feel my dragon power reactivated. I shout, I scream, I roar with joy. I am restored, I can fly again. My energetic wings, which were burned and scorched after my last adventures, have grown back. The shaman looks on with satisfaction. ‘Kukulkan,’ I cry out ecstatically. ‘The feathered serpent is back.’
I circle above the tops of the jungle, spotting the volcano, the mountain where the river springs, and fly toward it. I settle into my familiar spot, look out over the jungle and suddenly know, remember, what I have to do. There is work to be done. I turn off and fly over the trees, heading for the hem of the forest. There, at the edge of the forest, I see burned plains, barren hills, deforested landscapes. I also see the cause of the blemish. Large excavators, bulldozers and other implements are grazing the forest bare. A rage rises in me. I dive down, grab a bulldozer in my dragon claws, shake out the driver, and throw the vehicle several miles away. Then another follows. I molest one excavator, bulldozer or pipeline after another. At a refinery, I pull out all the pipes and oil lines. If I see a dam in the river I fly there and breach the Dam. The water can finally flow freely again. I follow the river to the ocean and smash some ships in half. There, that smells good.
Everything happens naturally, as if I were watching a movie in the theater, moving from yoga pose to yoga pose in the meantime. The mat seems to be the screen on which another world projects itself.
Then I fly to the beach to rest. My body assumes a normal shape again. I crouch down and am tired but content. The shaman comes to say goodbye. He hugs me. See you soon, he whispers. The jungle awaits.
I lie in my last pose on the mat, shavasana, struggling to return to ordinary reality. I blink my eyes, squeeze my hands. ‘Thank you for being here,’ the yoga teacher says in English. I scramble to my feet and make a final greeting. Namaste. I feel a little groggy, like I’ve had two glasses of whiskey,and waddle to the locker room. So, class is over again.
When I walk to the café, Anne is still quietly writing. “How was it?” she asks.
DE AMAZONE ROEPT ( Nederlandse versie)
Sinds een tijdje doe ik weer wekelijks yoga. Nadat mijn lerares Anat overleden was, duurde het lang voor ik weer mijn draai had gevonden. Maar tegenover mij in de straat zit de nieuwe yoga School, dus na veel onwennigheid, weerstand, en voorzichtigheid ivm mijn longen die na corona een enorme opdoffer hebben gehad, begon ik weer aan mijn wekelijkse sessies op de yogamat. Wat een heerlijkheid, een herkenning, een thuiskomen. Ik begin met Yinyoga, de meest trage en verstilde vorm van yoga. Het wonderlijke is, dat iedere keer zodra ik de op de mat zit en mijn oefeningen begin, ik een hele trance reis maak. In gedachten reis ik de hele wereld over, kom ik op krachtplekken waar ik ooit geweest ben, sta ik aan het front van de oorlog in Oekraine, overtuig Russsiche soldaten om naar huis terug te keren, ben ik in de tempel van de Boeddha Vairocana in het hart van Being (lees Het vijfde element), etc.
Het blijft een vreemde gewaarwording, een soort droom, die weer vervliegt zodra ik de mat verlaat. Zouden anderen dat ook hebben, denk ik? Is dit de bedoeling van yin yoga? Mijn nieuwe lerares zegt herhaaldelijk, ‘Dwaal niet af, maar blijf in het hier en nu,’ maar ik zit anderhalf uur overal in plaats van op de mat. Het is net alsof ik mushrooms heb ingenomen, of Ayuasca.
Afgelopen vrijdag, na een wat lusteloze, grijze dag, wandel ik van mijn huis naar de Yogaschool aan de overkant. Anne loopt mee, en gaat in het yogacafe een koffietje drinken en aan haar nieuwe boek schrijven.
Als ik nog maar net in meditatie op de mat zit, vliegt er een papegaai tegen mijn hoofd. Pardon? Waar komt die vandaan? Ik wimpel de vreemde geestverschijning weer weg en probeer mijn geest leeg te maken. Maar de papegaai laat me niet los. Sinds enkele maanden zie ik overal papegaaien, op bordjes, in etalages, in boeken, in het echt. Het houdt niet op. Sinds ik bij een tentoonstelling ben geweest in Brussel over Zuid Amerika, duikt de papegaai op als boodschapper van de ziel, om me te herinneren aan mijn volgende opdracht: een reis naar Brazilie en het Amazone Oerwoud. Maar hoewel ik me er fysiek en mentaal nog lang niet klaar voor voel, blijft de papegaai opduiken. En nu dus tijdens de yoga.
Terwijl ik mijn eerste houding doe, sleeping swan, kijk ik naar beneden en opeens zie ik onder me het bladerdek van een oerwoud. Ik vlieg erboven en wordt langzaam naar beneden getrokken. Ik ruik de bomen, het woud en de aarde eronder. Mijn denken stopt, en terwijl ik van houding naar houding ga, is de trancereis begonnen. Ik wandel door het woud en kom bij een brede rivier. Mijn lichaam neemt de vorm aan van een immense slang en zwemt de rivier stroomopwaarts op, slalommend via de bochten van het woeste water. Kilometers verder kom ik in de buurt van de bron van de rivier, in een gebied dat bergachtiger en kaler is. Op de oever zie ik een man aan een vuurtje zitten. Hij is donkerbruin van huid, heeft een simpele lendendoek om, en een aantal gekleurde veren in zijn haar. Ik groet hem en ga bij hem zitten.
‘Ah, daar ben je dan. Ik heb lang op je gewacht.’
‘ Ik weet het,’ zeg ik verontschuldigend. ‘Ik had elders werk te doen’, en ik vertel hem over mijn werk in het midden Oosten. Hij vertelt over de strijd van de inheemsen tegen de vernietiging van het oerwoud, dat al decennia gaande is. ‘We zijn de strijd aan het verliezen. Er is weinig meer over. De strijd is ongelijk.’ Ik hoor zijn verhaal aan met smart. Hij herinnert me aan mijn opdracht. Al vele jaren heeft ie me geroepen, in allerlei vormen. We halen herinneringen op. We zijn beiden ouder geworden.
Na een tijdje gaan we vissen, worden vissen, en rennen na afloop door het oerwoud. We worden jaguars. We genieten van het shapeshiften, en hij laat me diverse zaken zien van het oerwoud. Als we bij een berg komen, zie ik op de grond drie drakeneieren liggen. Eentje is mosgroen, en ik wrijf erover. Dan voel ik hoe het ei op ontwaken staat. Een kracht van binnenuit dringt zich door de schaal heen naar buiten.
Terwijl mijn nieuwe yoga lerares de houding van de draak uitlegt, kijk ik naar het mosgroene T shirt dat ik aanheb. Ik wordt zelf de draak, en klauter uit het ei. Ik sla mijn vleugels uit, eerst voorzichtig, dan krachtiger, sterker, vrijer. Ik maak een eerste vlucht boven de bomen, en jubel als ik voel hoe mijn draken kracht opnieuw geactiveerd is. Ik roep, ik schreeuw, ik brul van vreugde. Ik ben hersteld, ik kan weer vliegen. Mijn energetische vleugels, die verbrand en verschroeid waren na mijn laatste avonturen, zijn weer aangegroeid. De sjamaan kijkt tevreden toe. ‘Kukulkan’, roep ik in extase. ‘De gevederde slang is terug.’
Ik cirkel boven de toppen van het oerwoud, en zie de vulkaan, de berg waar de rivier ontspringt en vlieg er naar toe. Ik nestel me op mijn vertrouwde plek, kijk uit over het oerwoud en weet opeens, herinner me, wat ik te doen heb. Er is werk aan de winkel. Ik zet af en vlieg over de bomen, onderweg naar de zoom van het woud. Daar, aan de rand van het woud zie ik afgebrande vlaktes, kaalgeslagen heuvels, ontboste landschappen. Ik zie ook de oorzaak van het euvel. Grote graafmachines, bulldozers en andere werktuigen grazen het woud kaal. Een woede komt in me naar boven. Ik maak een duik naar beneden, pak een bulldozer in mijn drakenklauwen, schudde de bestuurder eruit, en gooi het voertuig een aantal kilometers weg. Dan volgt een volgende. Ik molesteer de een na de andere graafmachine, bulldozer of pijpleiding. Bij een raffinaderij trek ik alle pijpen en olieleidingen los. Als ik een dam zie in de rivier vlieg ik erheen en breek de Dam door. Het water kan eindelijk weer vrijelijk stromen. Ik volg de rivier naar de oceaan en sla enkele schepen doormidden. Zo, dat lucht op.
Alles voltrekt zich als vanzelf, alsof ik naar een film in de bioscoop zit te kijken, terwijl ik onderwijl van yogahouding naar yogahouding ga. De mat lijkt het scherm waarop een andere wereld zich projecteert.
Dan vlieg ik naar het strand om uit te rusten. Mijn lichaam neemt weer een gewone vorm aan. Ik zit gehurkt en ben moe, maar tevreden. De sjamaan komt afscheid nemen. Hij omhelst me. Tot binnenkort, fluister hij. Het oerwoud wacht.
Ik lig in mijn laatste houding op de mat, shavasana, en heb moeite om terug te keren naar de gewone realiteit. Ik knipper met mijn ogen, knijp in mijn handen. ‘Thank you for being here,’ zegt de yogalerares in het Engels. Ik krabbel overeind en maak een laatste groet. Namaste. Ik voel me een beetje groggy, alsof ik twee glazen whisky op heb,en waggel naar de kleedkamer. Zo, de les zit er weer op.
Als ik naar het café loop, zit Anne nog rustig te schrijven. ‘Hoe was het?’ vraagt ze.