De openbaring van Sarah
Nadat ik Raya van school heb opgehaald neem ik haar mee naar de Onze-Lieve-Vrouwekapel die vlak achter haar school ligt. De kapel is gebouwd in oorspronkelijke Romaanse stijl, die ik inmiddels heel goed ken: de ronde bogen, de eenvoud en heilige afmetingen van het schip, het ronde koor. Deze moderne kapel valt echter door iets anders op: er is een labyrint in de marmeren vloer uitgehakt, en dat midden in Amsterdam!
‘Pap, we moeten het labyrint lopen,’ zegt Raya, en ze begint haar schoenen uit te trekken. Op haar blote voeten wandelt ze over de marmeren vloer de rondjes van het labyrint. Als ze in het midden staat doet ze haar ogen dicht. Nadat ze weer terug gewandeld is, verklaart ze haar actie: in het midden mag je een wens doen.
‘Ooh,’ zeg ik. ‘Wat wenste je?’
‘Dat mag je niet zeggen, anders komt-ie niet uit. Nu jij pap.’
Ik trek mijn schoenen uit en wandel stap voor stap naar het middelpunt van het labyrint. Ik bid voor een goede reis. Ik zie Raya inmiddels bij het altaar staan. Een nieuwe generatie groeit op, niet meer met de oude kerkelijke normen over seksualiteit en vrouwen. En niet meer met het beeld van die strenge man in de hemel met zijn grijze baard. God lijkt langzaamaan een menselijker gestalte te krijgen.
De volgende ochtend is onze eerste stop Maastricht. Mijn idee is ook daar de Onze-Lieve-Vrouwekapel te bezoeken, maar Raya vindt één kapel eigenlijk wel voldoende. Haar plannetje wint het van het mijne waardoor ik uiteindelijk een ontbijt sta te bestellen inde Mac Donalds.
In de middag staat een ander spannend evenement op het programma: de grotten van Han. Ik herinner me dat ik als klein kind met mijn ouders de grotten in ben gegaan en hoe deze me betoverd hebben. Dit keer is het de beurt van mijn dochter om betoverd te worden. Ze geniet van het avontuur: het treintje de bergen in, de sprookjesachtige gangen met de stalactieten en stalagmieten, de reusachtige ondergrondse grotten die met gekleurd licht worden beschenen en de boot die ons via de ondergrondse rivier weer naar buiten vaart. Als we daar aankomen is het mijn beurt om verrast te zijn: op de brug over de rivier staat een nisje met een wonderlijk beeldje erin. Het is Maria Magdalena, echter niet als gevallen vrouw, maar als koningin met een zwaard in de ene hand en een graal in de andere. Ik ben op slag wakker en moet denken aan de roman die ik schreef over de basiliek van Vezelay, opgedragen aan Maria Magdalena. Opnieuw lijkt ze mijn pad te kruisen.
Dat gevoel wordt nog sterker als we de dag daarna verder reizen om de kathedraal van Reims te bezoeken. De imposante kerk in het centrum van Reims was ooit de kroningskathedraal van Frankrijk, waar Jeanne d’ Arc indertijd nog een Franse koning heeft gekroond. Als Raya en ik voor de reusachtige voorgevel staan – de grootste van Frankrijk – valt één ding direct op. In het midden van de gevel staan naast het roosvenster twee beelden: links het beeld van Jezus, rechts het beeld van Maria Magdalena.
Duidelijker kan niet, denk ik bij mezelf. Jezus en Maria Magdalena als gelijke partners, hoeders van de roos. Naast hen staan de beelden van de twaalf apostelen. Op de rij eronder en erboven staan nog talloze andere beelden en heiligen. Ik staar een tijdje in bewondering naar de drie beeldengalerijen.
‘Het is net een stripverhaal in steen,’ zegt Raya.
Ik knik. Maar wat wordt hier verteld? denk ik erachteraan. Ik kan de logica nog niet ontdekken, behalve dat Jezus naast Maria Magdalena staat.
‘Wie zijn al die mensen?,’vraagt ze.
‘Allerlei koningen en heiligen uit de Bijbel. Vroeger zetten ze die op een kerk zodat ze iedereen herinneren.’
‘Is het een soort familie album?’
Ik kijk haar aan en zwijg. Kan het zijn dat ze gelijk heeft? mijmer ik. Dat de voorgevel een familiegeschiedenis weergeeft? Ik kijk opnieuw naar de voorgevel. Op de onderste rij zie ik inderdaad allemaal voorouders van Jezus staan: Koning David, Salomo en Sheba, Jozef en Maria, etcetera. Het kwartje valt.
‘Volgens mij heb je gelijk,’ zeg ik. ‘Zie je al die koningen daarboven?’
Ze knikt.
‘Dat zijn alle koningen van Frankrijk. Ik denk dat ze wilden zeggen dat ze afstamden van Jezus.’
‘En van Maria Magdalena,’ vult Raya aan.
Ik kijk wat beduusd naar mijn dochter, die meer lijkt te weten dan ik bevroed.
Terwijl Raya op het grote plein voor de kathedraal gaat spelen, wordt me langzaam helder wat de implicaties zijn van wat ik zie: Maria Magdalena is niet alleen verketterd omdat ze een vrouw was, en predikte, maar ook omdat ze de partner van Jezus was, zoals in het evangelie van Philippus stond. Er waren zelfs schrijvers die beweerden dat Jezus en Maria Magdalena kinderen hebben gehad, maar dat leek me toch al te fantastisch. Maar hier staat in steen dat de koningen in de middeleeuwen hetzelfde verhaal geloofden: dat ze afstamden van het koningsgeslacht van David, dat via Jezus en Maria Magdalena door was gegaan in de koningslijn van de Europese vorstenhuizen. De voorgevel van de kathedraal met zijn vele beelden symboliseert niets anders dan… een stamboom!
Onze reis loopt verder, langs de basiliek van Vezelay en de zwarte Madonna van Rocamadour, naar het huis van mijn goede vriend Jan in de Pyreneeën. We hebben een heerlijke week, waarin mijn dochter een vriendinnetje ontmoet met wie ze de hele week kan spelen. Wat een opluchting! Als vader kun je je best doen, maar een hele week spelen trek ik niet. Als ik haar uiteindelijk terugbreng, doen we de laatste plek aan op onze Godinnereis: Saintes Maries de la Mer. Hier is volgens de legende Maria Magdalena aan land gekomen nadat ze uit Israël was weggevlucht, tezamen met Joseph van Arimathea. Aangezien er nog twee Maria’s aan boord waren, de moeder van Salome en Maria, de moeder van Jacobus, wordt het dorpje ‘Saintes Maries de la Mer’ genoemd; de heilige Maria’s van de zee. Er bleek echter nog een opvarende in het bootje te zitten: een jong meisje, donker van huidskleur, met de naam Sarah…
Ik moet aan de tekst uit het Hooglied uit de Bijbel denken: ‘Donker van kleur ben ik,’ zo zegt de vrouw die naar haar verloren geliefde zoekt. Deze tekst wordt in de katholieke kerk traditioneel voorgelezen op 22 juli, de naamdag van Maria Magdalena. Zou het kunnen, vraag ik me af, dat dit meisje de dochter van Maria Magdalena is? Ik heb er in verschillende boeken over gelezen, maar het nooit echt geloofd. Totdat ik voor het beeldje sta van de kleine Sarah, die door vele kleurige lappen is omhangen door de zigeuners, die haar tot hun beschermvrouwe hebben gemaakt. Donker van kleur ben ik…
Nu wordt ze ieder jaar door duizenden zigeuners de zee in gedragen om daar als een Venus van Milo weer uit de golven te herrijzen. Het oeroude ritueel van de Godin die uit zee komt wordt nog steeds ieder jaar gevierd. De lijn wordt doorgezet. De Godin is nog niet vergeten…
In een stil moment stem ik me af op Sarah. Ik krijg de volgende boodschap door.
Ik ben het verborgene, datgene dat nog in de toekomst versluierd ligt. Er lopen geheime lijnen door de geschiedenis die zich openbaren in de meest persoonlijke details. Je kunt nog niet zien wie je werkelijk bent, en wat je rol is in het grotere geheel. Daarvoor is een lang en intens proces van wakker worden nodig; jezelf realiseren, zodat de godsvonk die je in je draagt, net zoals in de mensen om je heen, tot volle bloei kan komen. Wees geduldig; langzaam zal je alles onthuld worden en zal je gaan begrijpen waarom je dit pad bewandelt. Je afstammingslijn, of bloedlijn, is van het grootste belang, maar dat is pas de laatste schakel in de puzzel die je in dit leven krijgt voorgeschoteld. Eerst is het de bedoeling dat je alle patronen in je mentale en emotionele lichaam onder de loep neemt. Je dochter is je leermeester daarbij. Zij heeft dezelfde kennis en wijsheid als jij in zich verankerd, en zal daar op haar eigen moment een steentje aan bijdragen. Zij is de toekomst. Zij belichaamt het vrouwelijke aspect dat zich op een nieuwe manier in de wereld zal manifesteren. Jullie zijn als het ware twee aspecten uit dezelfde traditie. Heb geduld en geniet van de reis zelf.
‘Pap, ik wil zwemmen,’ zegt Raya plotseling. ‘Onze reis is klaar.’
‘Ja,’ beaam ik.
‘Het was echt een avontuur, hè?’ zegt ze met pretlichtjes in haar ogen. ‘Weet je, dat is wat ik gewenst had toen we in het labyrint stonden voordat we vertrokken.’
Mijn mond valt open. Wie begeleidt hier wie eigenlijk? vraag ik me af als we naar het strand lopen. We duiken de zee in en genieten van de laatste ogenblikken samen.
EINDE