TON 35: OLD PAIN

(Scroll naar beneden voor de nederlandse versie)

When Anne and I are back in the Netherlands and Belgium for a month, I go through a rollercoaster of emotions. In addition to the annual bookkeeping, meetings with friends, strolling around Amsterdam, Easter celebrations with family, it seems like I take a deep dive into the past, where old pain and sadness are stored. It seems that everything has to be looked at one more time and then to let it go.

When I go out with my mother to visit my aunt, we drive past her parental home. “I lived here during the war as a child,” she says. It is a monumental villa in Velp. “During the last days of the war, there was a German tank in front of our house, and there, behind the church, was an English tank. Our house was hit by 12 direct hits. The whole facade was shot away.” It reminds me of the war currently raging in Ukraine. There you will also see images of tanks, destroyed houses and scorched buildings. L’histoire ce repete.

Two men are working on a scaffolding to restore the facade. How appropriate, I think. 77 years later, the facade is still, or again, restored.
“Can we have a look?” my mother asks. “I used to live here.” The men nod. “Sure, welcome. There must be someone inside.’ The house turns out to be a shelter for people who are reintegrating into society. An Islamic man shows us around. “You can take a look in my room,” he says kindly to my mother. My mother walks into the room where there is a bed and a table and clothes, things and bottles are scattered here and there. She tries to remember the old house. “Here was the front room, and beyond that the dining room.” However, the house has been completely renovated and altered. Little is left of the villa’s former glory. It is a functional building for reception of people who have ended up on the margins of society.
“Do you live here?” my mother asks the man. “Yes, I am from Lebanon, but I am Palestinian by origin. My parents had to flee. My father got drunk. I have been in a psychiatric hospital twice myself. I got a little bit of mental illness, you see.” My mother nods. “But it’s nice to live here. Here I come home to myself.”
The man shows my mother the rest of the house. New memories emerge with every room. “Ah, this is where Mr. and Mrs. so-and-so lived. They rented the upstairs apartment. And this corridor wasn’t there at all.’ Other residents join in.
Then my mother looks around inquiringly. “Is the cellar still there?” she asks and I see some memories are coming back to her. The residents look at each other in surprise. “Is there a cellar under the house?” We all go looking. One of the residents finds a staircase leading down behind a forgotten door. Down there is the basement.

I remember my mother’s stories: how they stayed in the basement with the whole family during bombings. How she and my aunt slept in the wine racks under the vaults, my grandparents in the bed in the middle, three other children next to it, Mr. and Mrs. so and so in the adjoining cellar room. When they came up after the bombing, the whole house turned out to be uninhabitable. My grandfather and grandmother moved and sent my mother to a boarding school in Harlingen, miles away. She was allowed to return home four times a year. At Christmas, Easter and the holidays.
I walk down the stairs and see the rooms with the vaulted ceilings. So here my mother slept as a girl of nine years old, while the second world war raged above her head.

“Actually, I didn’t have much of a childhood,” my mother said in recent years. I can see the pain in her eyes and the trauma she suffered during the war. And I feel how her wartime childhood and that of my father left deep marks in our family. It is perhaps not surprising that I always go to war zones to do healing work. It seems that it takes two to three generations for war traumas to be resolved. I think of the new traumas that are being created in Ukraine. What an eternal misery…

When my mother and I have a bite to eat in the evening, an incident completely takes us out of the beautiful atmosphere of the rest of the day. It seems as if the old pain is touched again and we are both left confused, sad and tormented. The following days we try to pick up the thread again. I call both my brothers – my oldest brother has passed away – and I discuss the matter. They both give me advice and I feel that I am slowly coming through the old pain, just like my mother. When we go for a walk near Zutphen on Easter Sunday – Anne has come over in the meantime – we have another wonderful day. We were both able to transform the pain.

I realize how much I owe to my mom. She taught me to tell the truth, without smoothing things over. And because of her pain of the war I learned how to do energetic work. Just as my father led me to men’s work, so my mother prepared me for light work. Which is actually dark work or shadow work, because it means always going into the cellars of the subconscious, to bring into the light that which is still in the dark.

Suddenly my mother turns to Anne and me during the walk. “Do you actually want to get married?” she asks.
We look at each other. Yes, we both say. Then my mother holds out her hands in blessing. “Then I hereby pronounce you husband and wife.”

  • To be continued –


Reisverslag Portugal, tweede reis

Deel 35, Oude pijn

Als Anne en ik een maand terug in Nederland en België zijn, ga ik door een achtbaan van emoties. Naast de jaarlijkse boekhouding, ontmoetingen met vrienden, even de Amsterdamse sfeer opsnuiven, Pasen met familie, lijkt het alsof ik iedere keer een diepe duik maak in het verleden, waarin oude pijn en verdriet ligt opgeslagen. Het lijkt erop dat alles nog een keer moet worden aangekeken om het daarna los te laten. Als ik met mijn moeder opstap ga om mijn tante te bezoeken rijden we langs haar ouderlijke huis. ‘Hier heb ik als kind gezeten in de oorlog,’ vertelt ze. Het is een monumentale villa in Velp. ‘Tijdens de laatste dagen van de oorlog stond er een Duitse tank voor ons huis, en daar, achter de kerk, stond een engelse tank. Ons huis werd geraakt door 12 voltreffers. De hele voorgevel werd weggeschoten.’ Het doet me denken aan de oorlog die momenteel in Oekraïne woedt. Ook daar zie je beelden van tanks, kapotgeschoten huizen en geblakerde gebouwen. L’histoire ce repéte.

Twee mannen zijn op een stellage bezig de voorgevel te restaureren. Hoe toepasselijk, denk ik. 77 jaar later wordt alsnog, of opnieuw, de gevel hersteld.
‘Mogen we even kijken?’ vraagt mijn moeder. ‘Ik heb hier vroeger gewoond.’ De mannen knikken. ‘Zeker, welkom. Er is vast iemand binnen.’ Het huis blijkt een opvanghuis te zijn voor mensen die reïntegreren in de samenleving. Een islamitische man leidt ons rond. ‘U mag wel even in mijn kamer kijken,’ zegt hij vriendelijk tegen mijn moeder. Mijn moeder loopt de kamer binnen waar een bed en een tafel staan en her en der verspreid kleren, spullen en flessen liggen. Ze probeert zich het huis van vroeger te herinneren. ‘Hier was de voorkamer, en daarachter de eetkamer.’ Het huis is echter helemaal gerenoveerd en veranderd. Er herinnert weinig meer aan de oude glorie van de villa. Het is een functioneel pand voor opvang van mensen die aan de rand van de samenleving zijn beland.
‘Woont u hier?’ vraagt mijn moeder aan de man. ‘Ja, ik kom uit Libanon, maar ben van oorsprong Palestijns. Mijn ouders moesten vluchten. Mijn vader raakte aan de drank. Ik ben zelf twee keer opgenomen geweest. Ik kreeg een beetje last van psychische stoornissen, begrijpt u.’ Mijn moeder knikt. ‘Maar het is hier fijn wonen. Hier kom ik een beetje tot mezelf.’
De man toont mijn moeder de rest van het huis. Bij iedere kamer komen nieuwe herinneringen boven. ‘Ach, hier woonden meneer en mevrouw zus en zo. Die huurden de bovenwoning. En deze gang was er helemaal niet.’ Andere bewoners komen erbij.
Dan kijkt mijn moeder onderzoekend rond. ‘Is de kelder er nog?’ vraagt ze stil. De bewoners kijken elkaar verbaasd aan. ‘Is er een kelder onder het huis?’ We gaan met zijn allen op zoek. Een van de bewoners vindt achter een vergeten deur een trap naar beneden. Verdomd, daar beneden is de kelder.

Ik herinner me de verhalen van mijn moeder: hoe ze tijdens bombardementen met het hele gezin in de kelder verbleven. Hoe zij en mijn tante in de wijnrekken sliepen onder de gewelven, mijn opa en oma in het bed in het midden, drie andere kinderen ernaast, meneer en mevrouw zus en zo in de aangrenzende kelderruimte. Toen ze na de bombardementen boven kwamen bleek het hele huis onbewoonbaar. Mijn opa en oma verhuisden en stuurden mijn moeder naar een internaat in Harlingen, mijlenver weg. Vier keer per jaar mocht ze terug naar huis, oa. met Pasen en met Kerstmis.
Ik loop de trap af en zie de vertrekken met de gewelfde plafonds. Hier sliep dus mijn moeder als meisje van negen jaar oud, terwijl boven haar hoofd de tweede wereld oorlog woedde.

‘Eigenlijk heb ik geen jeugd gehad,’ zei mijn moeder de laatste jaren. Ik zie de pijn in haar ogen en de trauma’s die ze tijdens de oorlog heeft opgelopen. En ik voel hoe haar oorlogsjeugd en die van mijn vader diepe sporen hebben getrokken in ons gezin. Het is wellicht niet verwonderlijk dat ik altijd naar oorlogsgebieden trek om healing werk te doen. Het lijkt wel of het twee tot drie generaties kost voordat oorlogstrauma’s opgelost zijn. Ik denk aan de nieuwe trauma’s die er in Oekraïne bij worden gecreëerd. Wat een eeuwige ellende…

Als mijn moeder en ik ’s avonds een hapje eten raken we door een voorval helemaal uit de mooie sfeer van de rest van de dag. Het lijkt alsof de oude pijn opnieuw wordt aangeraakt en beiden blijven we verward, verdrietig en gepijnigd achter. De volgende dagen proberen we de draad weer op te pakken. Ik bel mijn beide broers – mijn oudste broer is overleden – en ik bespreek de zaak. Beiden geven ze me advies en ik voel dat ik langzaam door de oude pijn heen kom, net als mijn moeder. Als we op eerste paasdag – Anne is inmiddels overgekomen – een wandeling maken in de buurt van Zutphen, hebben we opnieuw een heerlijke dag. De kou is uit de lucht. We hebben beiden de pijn kunnen transformeren.

Ik besef hoeveel ik te danken heb aan mijn moeder. Ze heeft me geleerd om ’t zeggen waar het op staat, en er niet omheen te draaien. En door haar pijn van de oorlog ben ik op het spoor gekomen van het energetisch werk. Zoals mijn vader mij heeft geleid naar het mannenwerk, zo heeft mijn moeder mij voorbereid op het lichtwerk. Wat vooral duister werk is, omdat het betekent dat je altijd de kelders van het onderbewustzijn ingaat, om datgene dat nog in het duister verkeert in het licht te zetten. Hoe vaak heb ik niet in relaties opnieuw de pijn ervaren van de oorspronkelijke moeder-zoon wond.

Opeens draait mijn moeder zich tijdens de wandeling om naar Anne en mij. ‘Willen jullie eigenlijk met elkaar trouwen?’ vraagt ze.
We kijken elkaar aan. Ja, zeggen we allebei. Dan steekt mijn moeder haar handen zegenend uit. ‘Dan verklaar ik jullie hierbij man en vrouw.’

  • Wordt vervolgd –