(The English version will follow soon)
“Happy birthday!” zegt Ton vrolijk, als ik mijn ogen open. Vandaag word ik 56 en dat belooft een feestdag te worden. We logeren in een voorstad van Porto en gaan eerst voor een verjaardagsdrinkje naar een paviljoen op het nabije strand, voor we zo meteen naar Porto rijden. Op het strand passeren we nog het beeld van jammerende vrouwen, opgericht als herinnering aan een grote zeeramp waarbij tientallen schippers uit het dorp in zee het leven verloren. Ik denk spontaan aan de Notre Dame du Mont Tombe, de donkere Maria, de Stella Maris, of de Zeegodin die we onderin de abdij in Mont Saint-Michel ontdekten. De zee is zalig als ze rustig is, maar kan als een monster tekeer gaan als de winden oplaaien.
Het is opvallend hoeveel vrouwen rondom me de laatste weken en maanden naar de waterwereld worden getrokken. Sommige zijn er al jaren mee bezig. Bezoeken bronnen, doen rituelen aan de rivier, bezingen de zee, zoals in oude tijden werd gedaan. Water is van oudsher met het vrouwelijke verbonden: waar water is, is leven. Aan een rivier of een kust, kan een samenleving ontstaan. Zelf worden we ook negen maanden in het vruchtwater gedragen voor we aan land worden geworpen.
Ik herinner me zelf meditaties waarin ik me plotseling een fysieke herinnering gewaarwerd aan een vreemdsoortige ademhaling achter mijn oren. Tot ik besefte dat het de herinnering aan kieuwen moet zijn geweest. Hoe bizar dat we ergens diep in onze cellen die evolutionaire herinnering hebben behouden. De waterwereld leeft in ons. Niet alleen in onze evolutionaire memorie, maar ook in onze mythologieën en sprookjes en heldenverhalen, die vertellen van zeewezens, zeeslangen, zeemeerminnen en loreleien die zeevaarders vanuit de diepe wateren betoverden. Waar komen toch die verhalen vandaan? En vooral: wat hebben ze ons op dit moment in de tijd te vertellen? Het is een vraag die hier in Portugal steeds weer wordt aangewakkerd. Kan het zijn dat we iets uit de diepzee van onze memories op te halen hebben voor we weer verder kunnen evolueren? To know where you are heading you have to know where you are coming from…? Zoiets?
Klaar om weer nieuwe puzzelstukken te ontdekken, rijden we Porto binnen. Kleurrijke stad met vele lagen. Figuurlijk, want al wandelend door de smalle middeleeuws aandoende straatjes lijkt het of we door een tijdspoort wandelen. Verleden, heden en toekomst flashen hier door elkaar heen. Maar Porto is ook letterlijk veellagig, want de stad is tegen een heuvel aangebouwd en we klimmen en dalen ontelbare trapjes op en af en komen op elk niveau weer in andere magische stadsdelen terecht. We zijn hier maar enkele uren, maar in die korte tijd slorpen we al zoveel indrukken op dat het even tijd zal vragen om dit alles te verteren.
Tijdens ons zeetraject is Ton heel wat te weten gekomen over de oorsprong van de Kelten en Porto blijkt het sluitstuk van de puzzel te bieden. Want Porto, misschien wel de oudste stad van Europa, blijkt de plek waar de Kelten al vele millennia voor Christus via de zee aan land kwamen. Een boek (Blood of the Celts, Jean Manco) dat onze aandacht trekt in een museum en opzoekingen via het internet vertellen ons dat het woord Portugal wel eens zou kunnen komen van Porto-cale, de haven van de ‘Kelten’, en dat Cale (wat zwart zou betekenen) verwijst naar de zwarte oergodin, de Kali uit India, de Caeliach die we ontmoetten tijdens onze omzwervingen in Schotland. Steeds weer hetzelfde thema.
Cale zou niet alleen de stam kunnen zijn van het woord Kelten, Galliërs, Galicië, maar zelfs van het woord Gaia; tegenover Porto, aan de andere kant van de rivier, ligt niet voor niets het stadje Vila Nova de Gaia. Waar wij vaak denken dat de Kelten van Ierland en Groot-Brittannië afkomstig zijn, geven onze bronnen een heel ander verhaal. De Kelten zouden oorspronkelijk via de zee uit het gebied van de huidige Zwarte Zee gevlucht zijn, oorspronkelijk een gebied met een hoge cultuur rond een veel kleiner zoetwatermeer. Bij het smelten van dikke ijslagen stroomde er vanuit het Middellands Zeegebied zoveel water door naar het Zwarte Zee-bekken dat alles overspoeld werd. Een gebeurtenis die in onze bijbelse teksten herinnerd wordt als de zondvloed, het verhaal van Noah – nagezant van Enoch en in een verre lijn ook van aartsvader en -moeder Adam en Eva – die met zijn ark trachtte te redden wat er te redden viel.
Een deel van deze ‘Kelten’ belandden meer zuidwaarts en bevolkten het Midden-Oosten. Anderen belandden in het gebied dat nu Portugal is, om zich van daaruit verder te verspreiden over West-Europa en de Britse eilanden.
Wat een verhaal. Ongelooflijk hoe de weg van de oceaan ons naar de oerwateren van de wereld leiden en daar verre landmassa’s en volkeren met elkaar verbinden door de tijden heen. Bizar ook hoe wateren ons verbinden met verwoestende eindtijden en met nieuwe beschavingen die aan komen spoelen, zoals golven dat doen, in een volgende new wave. Waarom toch, komt dit verhaal nu tot ons?
Als we die avond in ‘ons’ huisje in Figueiro dos Vinhos aankomen, storten we ons meteen in bed. Doodmoe van een imposante volle dag. Middenin de nacht word ik wakker. Zoals wel vaker ’s nachts gebeurt, springen angsten in me op. Diepe angsten. Overlevingsangsten. Hoe overleef ik deze transitie, komt er in me op. Ik red het niet, ik kan het niet. Ik schreeuw innerlijk om hulp. Een diep verdriet welt in me op. Waar het vandaan komt, weet ik niet, maar ik voel me plots zo eenzaam en radeloos dat ik niet anders kan dan huilen. De klanken die ik maak zijn hardverscheurend rauw, ze lijken wel uit de dieptezee te komen. Achteraf gezien herinneren ze me aan de akelige basgeluiden die je maakt als je lijdt aan kinkhoest, een ziekte die ik als boorling heb gehad – metaalachtige klanken omdat je niet kan ademen.
Ik huil en hoest, mijn neus raakt verstopt en ik raak in paniek. Minutenlang hap ik naar adem, schud wild met mijn benen, kronkel als een vis op het droge. Ton is inmiddels wakker geworden en staat me bij. Ook hij gaat spontaan klanken maken en spreekt me zacht toe om me te laten weten dat ik veilig ben, dat het goed is waar ik doorga. Intuïtief voelt hij hoe belangrijk deze diepe ontlading is, alsof een oeroud geheugen gewekt en geheeld wordt.
Na een minutenlange strijd, kalmeer ik en ga ik rustiger ademen. Ik heb eindelijk mijn adem terug. Uitgeput val ik weer in slaap.
“Gaat het?” vraagt Ton de volgende ochtend, als ik mijn ogen weer open. Alles is weer rustig in me en ik heb diep geslapen. Mijn longen voelen open en bevrijd.
“Weet je welk beeld ik had vannacht?” zegt hij. “Het klinkt misschien gek, maar het was alsof je een meermin was die aan land kwam en via de longen moest leren ademen.”
“Ik kreeg vannacht dezelfde beelden”, antwoord ik, enigszins verwonderd. Zwijgend staren we naar elkaar. Hoe vreemd toch dit alles.
Jaren geleden, toen ik voor het eerst op m’n eentje een reis door Engeland maakte, begon ik prompt automatisch te schrijven. Ik stelde mezelf een vraag en uit het niets kwam een hele rits woorden die zich als vanzelf aaneenregen tot een wolk aan informatie. Informatie over mezelf en mijn evolutie, dingen die ik begot met mijn wildste fantasie niet had kunnen bedenken. Ik leerde toen tot mijn verbazing dat ik, mijn wezen, mijn ziel… (?) het in mijn evolutie doorheen de tijden heel moeilijk heeft gehad om over te gaan van zeewezen naar landwezen. Een moeilijke overgang die zich herhaald heeft bij mijn geboorte, toen ik het vruchtwater moest verlaten. En die zich herhaalt in elke overgang die ik in mijn leven heb meegemaakt. Ook nu, loskomend van mijn heimat.
“Ik heb het gevoel dat je vannacht opnieuw een overgang hebt gemaakt”, zegt Ton. “Niet alleen van water naar land, maar van land naar een alweer volgende fase. Een soort overgang waar we met z’n allen door moeten gaan.”
Van water naar land. Van land naar… lucht? Naar ether? Wie zal het zeggen. Wie weet voor welke grote transformatie we met z’n allen staan in een wereld die ecologisch tot op een diep niveau uitgedaagd wordt.
“Het voelde in ieder geval als een soort spontane rebirthing”, zeg ik nog, voor ik uit bed stap om deze vreemde nacht van me af te schudden.
“Re-birthing. En dat allemaal op je verjaardag”, grapt Ton.
Ik grinnik. “Ja, nu je het zegt… Het moet echt niet gekker worden.”
(wordt vervolgd)